Iedereen die af en toe een glas wijn drinkt, zal het verschil kennen tussen een glas droge wijn en een glas zoete wijn, maar hoe ontstaat dit verschil nu eigenlijk en hoe beïnvloedt dat de smaak? In principe gaat het bij zoete en droge wijn simpelweg om een tegenstelling. Je kunt droge wijn dan ook definiëren als niet zoete wijn. In deze tegenstelling gaat het om het geheime ingrediënt die iedere wijn maakt tot wat hij is: de suikers. 

Suikers

Van dezelfde druiven, uit exact dezelfde streek, kan je toch twee heel verschillende wijnen maken. Dat komt namelijk door het gistingsproces. Van nature ontstaan suikers in druiven. Hoe zonniger en warmer het klimaat, hoe meer suikers er in de druiven zullen voorkomen. Dit is ook één van de belangrijkste redenen dat juist wijnen uit Frankrijk of Zuid-Afrika zo populair zijn. Het klimaat van deze twee landen is optimaal voor een goed gebalanceerde wijn, met exact de goede hoeveelheid natuurlijke suikers. 

Samenspel
Op het moment dat de druiven gaan gisten, worden de suikers op een natuurlijke wijze omgezet in alcohol. Wanneer je alle suikers laat omzetten in alcohol ontstaat droge wijn, ook wel beendroog genoemd. Deze heeft een hele droge smaak, wat vooral komt door het gebrek aan suiker die de zuurgraad van de wijn extra benadrukt. Bij veel wijnen gaat het altijd om een samenhang tussen de hoeveelheid suiker, de zuurgraad en de hoeveelheid alcohol. Door met deze drie varianten te spelen kun je iedere keer weer van dezelfde druiven een heel andere wijn maken. 

Restsuikers 
Zo kun je er ook voor kiezen om de suikers uit de wijn maar deels te laten vergisten. Daardoor ontstaat een lager alcoholpercentage, en verandert de smaak door de overgebleven suikers. Deze worden ook wel restsuikers genoemd. Bij wijnen waar van nature veel suikers in voorkomen, is het dus extra makkelijk om creatief wijn te kunnen maken. De mogelijkheden daarmee zijn veel groter dan bijvoorbeeld met Nederlandse druiven, die veel minder suiker bevatten. 

Smaak is streekgebonden
Veel wijnen hebben een specifieke smaak omdat ze zijn gebonden aan een bepaalde streek. Denk bijvoorbeeld aan Champagne of Bordeaux. Een echte wijnkenner kan enkel en alleen aan de smaak van de wijn vaststellen waar deze vandaan komt. Puur aan het suikergehalte, het alcoholpercentage en de zuurgraad. Bij sommige wijnen is deze zo uniek dat hij eigenlijk niet te kopiëren is door wijnboeren uit andere streken. Vandaar ook dat sommige wijnen veel meer kosten dan wijnen uit een andere streek. Uiteraard gaat het hierbij wel om de smaak en die is nu eenmaal persoonlijk. 

Zuurgraad 
Tot slot nog de zuurgraad. Wijn is bij voorbaat altijd een stuk zuurder dan water, dat volledig zuurneutraal is. Dat komt omdat zuren van nature worden aangemaakt in de druiven. Juist hierom zijn juist druiven zo ideaal om wijn van te maken. Zonder de zuren zou een wijn maar raar en waarschijnlijk minder goed smaken. De zuren zijn het meest aanwezig in groene druiven. Hoe groener en minder rijp, des te meer zuren er aanwezig zijn. Naarmate de druiven rijper worden, nemen de hoeveelheid suikers toe en wordt de smaak steeds genuanceerder.