Omstandigheden
Of je druif klaar is om te oogsten hangt eerst en vooral af van druif tot druif. Het druivenras en de weersomstandigheden hebben dus een heel grote invloed op het ideale moment van je druivenoogst. Bijna alle druivensoorten zijn rijp tussen half september en half oktober. Wanneer de weersomstandigheden gunstig waren met veel zon is het vanzelfsprekend dat de druiven eerder rijp zullen zijn.
Hoe bepaalt men of de druiven rijp zijn?
De meest cruciale vraag bij de druivenoogst is niet wanneer je moet beginnen, maar of de druif rijp genoeg is. Dit is essentieel omdat de smaak, kleur en bewaarpotentieel van de wijn hiervan afhangen. De tijdspanne tussen "net rijp" en "perfect rijp" is vaak maar een week.
Wijnbouwers bepalen de rijpheid op basis van twee belangrijke chemische factoren:
- Suikergehalte (Brix): Dit geeft aan hoeveel suiker zich in het sap heeft gevormd. Het wordt gemeten met een refractometer. Voor de meeste wijndruiven wordt gestreefd naar een waarde tussen de 20 en 24 Brix, afhankelijk van het druivenras en het gewenste type wijn.
- Zuurgraad (pH): Naarmate de suiker toeneemt, daalt de zuurgraad. Een te hoge zuurgraad maakt de wijn scherp, terwijl een te lage zuurgraad hem plat maakt. Ideaal is een pH-waarde tussen de 3.2 en 3.5. Het evenwicht tussen suiker en zuur is de sleutel tot een geslaagde oogst.
Naast chemische metingen is er de visuele en zintuiglijke controle om de rijpheid te bepalen. Dit heeft betrekking op de rijpheid van de schillen, pitten en steeltjes, wat invloed heeft op de kleur en de tannines van de wijn. De beste test is proeven. De druif moet een evenwichtige zoet-zuurbalans hebben, en er mogen geen scherpe, groene smaken meer aanwezig zijn.